Van 10 tot 14 oktober 2012 organiseerde Alterra en het Rural European Platform een workshop over natuur en economie in Portugal. Op het landgoed Dominio Vale Do Mondego bespraken onderzoekers uit diverse Europese landen hoe extensieve landbouwsystemen en natuurbeheer kunnen worden gecombineerd.

Tijdens diverse excursies werd in het natuurgebied Serra da Estrella hoe de extensieve landbouw daar nog altijd het cultuurlandschap onderhoudt dat de basis vormt van een van de belangrijkste drinkwatergebieden van Portugal. Onder leiding van Jan Jansen (lees hier zijn website over de Serra da Estrella) bezochten de onderzoekers diverse boeren en maakten ze kennis met de uitzonderlijke flora van het gebied, en de manier waarop er tegen bosbranden wordt gewerkt. Op 12 oktober organiseerde gemeente Guarda een internationale conferentie over de vraag hoe een nieuwe regionale economie kan zorgen voor een connectie tussen stad en land, tussen stadsbewoners en de natuur. Tijdens de workshop werd de Guarda Declaratie over een duurzame toekomst voor Europa’s seminatuurlijke gebieden geschreven door de deelnemers.

Guarda Declaratie over een duurzame toekomst voor Europa’s seminatuurlijke gebieden

Dat milieubeleid bevorderlijk is voor economische groei is algemeen aanvaard. Op de lange termijn resulteert milieubeleid in economische opbrengsten die evenwel op korte termijn meestal moeilijk te realiseren zijn. Het is dan ook aannemelijk dat investeringen in het netwerk van Natura 2000, de vergroening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van de Europese Unie, de Europese Waterrichtlijn, de Bodemrichtlijn en de Europese Landschapsconventie of vergelijkbaar beleid in Europa op korte termijn geen opbrengsten opleveren, maar wel de natuurlijke hulpbronnen beschermen en daarmee ook garant staan voor economische opbrengsten op de lange termijn.

Extensieve landbouw is essentieel voor het beheer van ruige graasgebieden zoals heidevelden en grasland, omschreven als ‘complex cultivatiepatroon’ en ‘agrarische mozaïeken met significante natuurlijke vegetatie’ in de Corine-classificatie. Deze beslaan 24,4% van het Europese landoppervlak en komen meestal voor in de voor landbouw minder geschikte gebieden (Less Favoured Areas, LFA).

Voedselproductie is in deze LFA’s door de ongunstige natuurlijke omstandigheden minder competitief. De kosten zijn niet volledig gedekt door marktprijzen en subsidies, met als gevolg dat zowel het abreidsinkomen voor de boeren als de investeringsmogelijkheden laag zijn. In veel van deze gebieden is ook de sociale structuur gedegradeerd door gebrek aan werkgelegenheid, en daardoor veroudert de bevolking dan ook snel.

Deze extensieve landbouwsystemen zorgen voor een reeks aan ecosysteemdiensten, zoals biodiversiteit, toerisme en recreatie, voedselzekerheid, landschapskwaliteit, waterbeheer, opvang van broeikasgassen, cultureel erfgoed en de levensvatbaarheid van deze gebieden. Door stilstand van de landbouw en het daaraan gekoppelde landschappelijke beheer zullen op de lange termijn ook de voorziening aan genoemde ecosysteemdiensten verminderen, met als gevolg een verdere vermindering van de levensvatbaarheid. Eenmaal verdwenen zal restauratie kostbaar en misschien wel onmogelijk zijn.

We zijn bezorgd over het lage niveau en de gebrekkige consistentie van de steun voor de extensieve landbouw. Er zijn verschillen in hoe seminatuurlijk land met een extensieve landbouw in aanmerking komt voor de directe betalingen uit de eerste pijler van het Europese landbouwbeleid. Zo komt het meeste seminatuurlijke land in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland wel in aanmerking voor steun, maar niet in Portugal en Nederland. Er is met andere woorden geen level playing field in termen van beleid, competitie en subsidiestructuren.

We onderkennen dat landbouwsubsidies nu steeds meer worden afgebouwd om juist wereldwijd een level playing field te realiseren als het gaat om landbouwproductie. Dit zou echter niet moeten uitsluiten dat er een meer gebalanceerde distributie van de fondsen van het GLB komt, die meer steun geeft aan extensieve landbouw, waar deze landbouw belangrijke bijdragen levert aan het in stand houden van een level playing field voor het realiseren van ecosyteemdiensten.

Als het GLB zijn doel van een competitieve, duurzame en permanent agrarische sector moet halen, zullen de publieke betalingen meer moeten aansluiten bij de levering van publieke goederen.

Onze aanbevelingen:

  1. Een consistente aanpak van de definitie van ‘bruikbaar agrarisch gebied’ (Utilizable Agricultural Area) en het gebied dat in aanmerking komt voor directe betalingen uit pijler 1 voor seminatuurlijke gebieden in Europa.
  2. Betalingen uit pijler 1 zouden beschikbaar moeten zijn voor alle extensieve landbouwsystemen en extensief beheerde landbouwgebieden, om te herkennen en erkennen dat de tarieven van de betalingen overeenstemmen met het vereiste beheer en de vereiste arbeid.
  3. Betalingen uit pijler 2 zouden continu beschikbaar moeten zijn voor extensief beheerste landbouwsystemen om gericht ondersteuning te geven, met een bijzondere nadruk op de positief ingestoken investering die is gericht op duurzaam voordeel op de lange termijn.
  4. Alle betalingen zouden direct gericht moeten zijn op de aanpak van milieudoelen en andere publieke doeleinden, of deze via het huidige tweepijlersysteem of een toekomstig éénpijlersysteem geleverd worden.
  5. Een meer geïntegreerd en coherent financieringspakket voor de levering van publieke goederen en diensten, zoals eerder gedefinieerd, inclusief niet alleen het GLB maar ook andere Europese fondsen, zoals de structuurfondsen maar ook nationale en regionale fondsen.
  6. Er is een belangrijke rol voor maatregelen die het concurrentievermogen van extensieve landbouwsystemen verbetert en helpt om de afhankelijkheid van publieke betalingen te verminderen door het vinden van nieuwe kansen in de markt.